Het tote-model is een schematische weergave van de werking van een strategie en werd
voor het eerst geformuleerd in Plans and the Structure of Behavior dat in 1960 werd
gepubliceerd door George Miller, Eugene Galanter en Karl H. Pribram.
Een strategie kun je globaal opsplitsen in 4 componenten: test, operate, test, exit en
deze kan worden gevolgd door het vijfde component, namelijk result.
Een strategie wordt gebruikt om één of meerdere doelen te bereiken. Je test daarbij om vast te stellen of je
je doel hebt bereikt. Als je doel is bereikt, stop je of anders verander je je gedrag en
herhaal je dit. Het tote-model bevat een eenvoudige feedback en reactielus. Het tote-model
is gebaseerd op computermodellen.
1. De eerste test is een trigger waarmee de strategie begint. Deze bepaalt de criteria
en wordt gebruikt als norm voor de tweede test.
2. Operate verleent toegang tot gegevens door het herinneren, creëren of
verzamelen van informatie over de interne of externe wereld die nodig is voor de
strategie.
3. De tweede test is een vergelijking van een bepaald aspect van de gegevens
waartoe toegang is verkregen met behulp van de tijdens de eerste test
vastgestelde criteria. De 2 zaken die vergeleken worden, dienen in hetzelfde
representatiesysteem te worden weergegeven.
4. De exit (beslissingspunt) is een weergave van de resultaten van de test. Wanneer
er overeenkomst is (een match), eindigt de strategie. Wanneer er geen
overeenkomst (mismatch) is, begint de strategie opnieuw van voor af aan. De
strategie kan de volgende wegen doorlopen:
• Teruggaan naar eerste Test. De criteria worden bijgesteld.
• Teruggaan naar Operate. Meer informatie verzamelen.
• Het resultaat veranderen.
• Het resultaat verfijnen of nader te specificeren.